“Daar gaan we weer!”, denk ik met een zucht. Het spelletje Zwartepieten is weer begonnen. Sinterklaas is nog niet in het land, maar de eerste rechtszaken, vuile berichten op Social Media en klachten over reclamefolders kondigen zijn komst al aan.
De verdedigers van onze Joods-Christelijke samenleving nemen ineens de moeite om het verdwijnen van het woordje Kerst in allerhande reclame-uitingen van Nederlandse grootgrutters te bekritiseren. Het feit dat zij Halal-producten verkopen, vormt het Islamofobe-peper-roomsausje over wat zij koosjer vinden. Ik vraag me af wie van hen straks Chanoeka viert in de synagoge of Kerstmorgen in de kerk zit.
Werd de Messias niet verwacht als Wonderbare Raadsman, Goddelijke held, Eeuwige Vader en Vredevorst? Vroeg deze Messias niet van ons om plaats te maken in een herberg? Verkondigde Hij niet een Koninkrijk dat anders is dan het onze? Eén waar plaats is voor elk mens en juist niet geregeerd wordt door uitsluiting? Waar Hij zich juist heeft willen verzetten tegen de tactiek van verdeel en heers?
In die zin past het fantastisch mooi in onze Joods-Christelijke samenleving om iedereen prettige Feestdagen te wensen, ongeacht welk feest je viert. De kerk is daar waar mensen in vrijheid kunnen samenleven, omdat we geloven dat God elk mens geschapen heeft. Dat is misschien wat oncomfortabel, maar dus ook de Moslims, de nieuwkomers en de mensen die last hebben van ons slavernijverleden.
Het is zomaar een Kerstgedachte om tussen de gangen door nog maar eens op te kauwen. En om de vraag op te werpen wat Joods-Christelijk dan in hemelsnaam is, want de verdedigers ervan zijn het in mijn ogen in elk geval maar zelden.