Deze week is het een jaar geleden dat de kerken hun deuren sloten. Het is zo’n mijlpaal waar weinig aan te vieren is. Zeker, omdat de huidige omstandigheden verdacht veel lijken op die van toen. Ik gooi mijn ‘rugzak’ maar even op de grond en ik ga zitten tegen die paal die niet alleen ruimte, maar nu vooral tijd markeert. Dat moment van een jaar geleden lijkt ineens mijlenver weg. Bij dit markeringspunt in de tijd kijk ik terug en blik ik wat vooruit. De vraag komt bij me op: wat heb ik van het afgelopen jaar geleerd?
Heimwee
Heimwee naar ‘gisteren’, daar heb ik geregeld last van. Het zijn alleen wel de momenten dat ik niet verder kom. Ik ontdekte dat het verlangen naar vervlogen tijden bepaald niet nieuw is. De Bijbel kent verschillende verhalen en episodes waarin dat tot uitdrukking komt. Spreekwoordelijk zijn natuurlijk de vleespotten van Egypte. Nog maar net bevrijd uit dat vreselijke oord, verlangt het volk alweer terug naar hoe het kort daarvoor was. Het is maar zeer de vraag hoeveel vlees hun daar ten deel viel. Het verleden wordt snel geïdealiseerd en geromantiseerd.
Achteruitkijkspiegel
Sinds de eerste persconferenties is het aantal metaforen niet meer bij te houden. Maar terugkijkend is ‘navigeren op de achteruitkijkspiegel’ denk ik wel een van de meest treffende geweest. En als dat niet zo is, dan komt het mij nu gewoon even goed uit. Want ik denk dat we dat niet alleen hebben gedaan volgens de bedoeling van minister de Jonge. Hij bedoelde zoiets als dat je op basis van cijfers van vorige week voorspellingen doet en maatregelen neemt voor volgende week. Maar we hebben ook heel veel genavigeerd op die spiegel om zoveel mogelijk het oude leven vast te houden. Het is de spiegel van de weg terug en achteruit inparkeren. Die weg kennen we en we zoeken naar veilige plekken in de tijd. De weg die voor ons ligt, die maakt onzeker.
Wat nu?
We leven (helaas) maar één richting uit en dat is naar de toekomst. Vasthouden aan wat was of dat in elk geval willen, brengt je niet in een beloofd land. Het maakt zelfs dat het geen leven is in de woestijn. Het kost soms moeite om vertrouwen te houden. Mij althans wel. Gek genoeg kwam het toch steeds weer. Dat lag steeds in het hier-en-nu. Geen idee wat er morgen te gebeuren staat. Wat gisteren was, doet er niet zoveel meer toe. Er is steeds één vraag die van belang is: wat staat me nu te doen? Edith Eger opende me overigens de ogen voor die vraag.
Geloofswoorden
Wat nu? is ook de vraag naar roeping. Waartoe ben ik, zijn wij, op dit moment geroepen? Wat staat ons hier en nu te doen? Voor mijzelf betekende het dat ik ben gaan schrijven. Columns, maar vooral gebeden, ik schreef ze bijna elke week weer in een min of meer vast ritme. De lezer, u, jij, kreeg het eindresultaat voorgeschoteld. Dat zal ik nog wel even blijven doen. Het is namelijk in eerste instantie voor mijzelf een manier om perspectief te vinden. Deze wereld ook anders te gaan bezien. Er misschien zelfs een beetje grip op te krijgen. Of misschien anders geformuleerd: door geloofswoorden te zoeken help ik in eerste instantie mijzelf om vooruit te kijken en te sturen.
De lessen?
Ik kan natuurlijk alleen spreken voor mijzelf. Voor mij geldt dat dit eerste coronajaar bepalend is geweest voor het verstaan van de roeping. Roeping stelt niet de vraag naar wat allemaal niet kan, maar daagt uit om te doen wat nodig is. Er bleek heel veel mogelijk te zijn, meer zelfs dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. Lang niet alles was succesvol, maar ik denk uiteindelijk toch heel veel wel. Het geeft vertrouwen voor de toekomst. Geen idee hoe morgen de wereld eruitziet. Dat zie ik dan wel weer. Vandaag, daar draait het om. Wellicht zijn er in de coronawoestijn geen vleespotten, maar dan zal er zeker manna te vinden zijn. Dat is voor mij de samenvatting van een jaar coronalessen.